Voordeel alle aard kosteloze ter beschikkingstelling bedrijfswoning: fiscus schikt zich naar de rechtspraak!

Op 15 mei 2018 heeft de administratie in een circulaire te kennen gegeven in afwachting van een wijziging van de regelgeving ter zake de rechtspraak te volgen.

Het voordeel van alle aard voor de kosteloze ter beschikking stelling van een bedrijfswoning wordt forfaitair geraamd zoals bepaald in artikel 18, §3, 2 KB/WIB.

Principe hierbij is dat het voordeel wordt vastgesteld op 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen van de bedrijfswoning of gedeelte ervan dat ter beschikking wordt gesteld.

Indien evenwel de bedrijfswoning ter beschikking wordt gesteld door een rechtspersoon, wordt het voordeel forfaitair geraamd op 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen of gedeelte ervan vermenigvuldigd met 3,8 (of 1,25 als het kadastraal inkomen kleiner of gelijk is aan € 745,00).

Zowel het hof van beroep van Gent als het hof van beroep van Antwerpen hebben recent geoordeeld dat het onderscheid in forfaitaire waardering naargelang de bedrijfswoning wordt ter beschikking gesteld door een natuurlijk persoon dan wel een rechtspersoon ongrondwettelijk is.

De administratie bevestigt bij de behandeling van bezwaarschriften en gerechtelijke procedures rond deze problematiek akkoord te gaan met de forfaitaire waardering van het voordeel overeenkomstig het voormeld algemeen principe: 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen van de bedrijfswoning (zonder vermenigvuldiging met de coëfficiënt 3,8 (of 1,25 in voorkomend geval)).

Indien de bezwaartermijn is verstreken, meent de administratie dat een verzoek tot ambtshalve ontheffing van de betrokken aanslagen moet worden afgewezen. Verzoeken tot ambtshalve ontheffing kunnen enkel ingewilligd worden in welbepaalde gevallen, o.m. bij overbelasting ingevolge een nieuw feit waarvan het laattijdig inroepen door gewettigde redenen is verantwoord. De administratie meent dat een wijziging in de rechtspraak niet als een nieuw feit kan worden beschouwd.

Hierover is evenwel het laatste woord nog niet gezegd. Algemeen aangenomen wordt dat indien het Grondwettelijk Hof oordeelt dat een wet ongrondwettelijk is, zo’n arrest een nieuw feit uitmaakt waardoor een verzoek tot ambtshalve ontheffing mogelijk wordt. De gewone rechtbanken en hoven zijn evenwel bevoegd om te oordelen of een koninklijk besluit al dan niet grondwettelijk is; in voorkomend geval kan worden geargumenteerd dat ook zo’n arresten een nieuw feit uitmaken die aanleiding kunnen zijn tot verzoeken tot ontheffing van ambtswege. Niet onbelangrijk, want verzoeken tot ambtshalve ontheffing kunnen worden ingediend binnen een termijn van vijf jaarvanaf 1 januari van het jaar waarin de kwestieuze belasting is gevestigd. Een veel ruimere termijn dus dan de bezwaartermijn van 6 maanden na de kennisgeving van de kwestieuze aanslag …..

Voor de nog niet ingediende aangiftes in de personenbelasting kan dit onmiddellijk worden toegepast.

Een ander probleem is de vennootschappen die de huur – berekend volgens de forfaitaire formule – hebben aangerekend. Daar moet de vennootschap de teveel ontvangen huur terugbetalen? Volgens het Burgerlijk rechthoek kan men hier 5 jaar teruggaan. Dit heeft grote gevolgen.

De gevolgen zijn wel goed te overwegen: een lager voordeel alle aard bewoning = > heeft de vennootschap dan nog recht op het verlaagd tarief als plots de drempel van 36.000 euro (of lager in bepaalde gevallen) niet meer wordt gehaald?

En een terugbetaling van de huur? Plots heeft de vennootschap een verlies?

Let wel op: het is mogelijk dat de wetswijziging naar aanleiding van de rechtspraak onaangename gevolgen zal hebben. Misschien wordt de aftrek van de kosten ivm het onroerend goed wel beperkt tot het voordeel van alle aard dat op dit onroerend goed wordt aangerekend (dit was een piste voor de vennootshapsbelastingshervorming die uiteindelijk niet werd gevolgd maar nu terug kan worden opgevist) ….. ?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *